Terug naar overzicht

Het milieu rond een duiker uit de Romeinse Tijd Archeobotanisch onderzoek aan monsters van de vindplaats Vlaardingen-Hoogstad

Rapportnummer 026 | Publicatiedatum 01 januari 1995
Auteur Brinkkemper O.

Download rapport  Download rapport


In Vlaardingen zijn op het in ontwikkeling zijnde bedrijvenpark Hoogstad opgravingenverricht door het Bureau Archeologie en Monumentenzorg van de gemeente Vlaardinge.Deze opgravingen, met objectcode 6.36, vonden plaats in 1993 tot en met 1995. Deopgravingen stonden onder leiding van drs. J.P. ter Brugge, gemeentelijk archeoloog vanVlaardingen, daarbij geassisteerd door drs. T. de Ridder en vele vrijwilligers. Onderwerpvan het archeologisch onderzoek was een afwateringssysteem uit de Romeinse Tijd,bestaande uit een duiker, dammen, restgeulen en sloten. Op grond van de aangetroffenarcheologica wordt de duiker gedateerd tussen 75 en 125 AD. De dam, met daarin deduiker, lag in een kreek die als gevolg van de aanleg hiervan gedeeltelijk verlandde, metname aan de landzijde. De duiker, het oudste type afwateringssluis, was voorzien van eenscharnierconstructie, waarvan van oorsprong een nu ontbrekende afsluiter/klep wasbevestigd. Bij lage waterstand kon het water uit de achterliggende restgeul in de brederekreek stromen. Door dit systeem kon het gebied achter de dam ontwaterd worden. Er zijngeen resten van woonplaatsen aangetroffen in de opgravingssleuven rond de dam. Derijksdriehoekscoördinaten van de dam zijn 82.52/437.10. Er werden tientallen monsters voor botanische macroresten genomen en dertien voorpollenonderzoek. Met deze monsters werd beoogd een beeld te verkrijgen van het milieurond de vindplaats ten tijde van de aanleg, het gebruik en het verval van de duiker. Hetgrote aantal monsters maakte een selectie mogelijk en noodzakelijk. Om tot eengefundeerde selectie te kunnen komen, is eerst globaal de botanische inhoud van demonsters geïnventariseerd (zie Brinkkemper, 1995). Op basis van deze inventarisatie zijn drie monsters geselecteerd voor een volledigeanalyse. Deze monsters zijn op botanische macroresten onderzocht. Bij monster 789 werdaan hetzelfde monster een analyse verricht op stuifmeel (pollen). Bij de beide anderemonsters was dit niet mogelijk, omdat ze al volledig gezeefd waren. Daarvoor werdentwee nabijgelegen, deels ongezeefde monsters geselecteerd (monster 973 en 1259). Naastdeze drie monsters zijn door W.J. Kuijper (IPL, Leiden) zeven monsters op molluskengeanalyseerd, waarbij ook macroresten werden aangetroffen (Kuijper, 1995). Deresultaten hiervan worden in dit verslag behandeld. Er zijn zowel monsters afkomstig uitde bredere hoofdkreek als uit de afgedamde restgeul. Bij het botanische onderzoek diendemet name te worden nagegaan of er verschillen in de samenstelling van beide groepenmonsters zijn, met name in relatie tot saliniteit en wisselende waterstanden. De eerder genoemde dam was opgebouwd uit zoden en uit matten van plantaardigmateriaal die waarschijnlijk dienden ter versteviging van het damlichaam. Van dezematten zijn eveneens monsters genomen voor archeobotanisch onderzoek.

Bedankt voor uw aanvraag, u ontvangt binnen enkele ogenblikken een e-mail met daarin de downloadlink.

Sluit venster

Download rapport

Vul om dit rapport te downloaden onderstaande gegevens in. U ontvangt direct een link per e-mail om het rapport te downloaden:






Op dit rapport rust nog een embargo, neemt u even contact met ons op?

Contact >