Aangebrande voedselresten van 5000 jaar geleden geven inzicht in voedselbereiding
23 januari 2024
Recent verscheen een wetenschappelijk artikel met de bevindingen van een onderzoek naar voedselbereiding in de prehistorie. Deze publicatie is voortgekomen uit een project van de Universiteit Kiel (Duitsland), waaraan onze collega Lucy Kubiak-Martens een essentiële bijdrage heeft geleverd. Het onderzoek werpt een nieuw licht op voeding en kookpraktijken in een vroeg agrarische nederzetting aan de zuidkust van de Oostzee.
Tijdens het onderzoek zijn aangebrande voedselresten op dikwandige potscherven en gebakken kleischijven geanalyseerd. De vondsten zijn afkomstig van de Noord-Duitse vindplaats Oldenburg LA 77, behorend tot de Trechterbekercultuur. Het doel was om met een geïntegreerd botanisch en chemisch onderzoek de samenstelling en herkomst van deze voedselresten te achterhalen.
Er werden verscheidene technieken gebruikt. Overblijfselen van toebereide en gekookte granen en plantenweefsels zijn bestudeerd met behulp van scanning-elektronenmicroscopie (SEM). Attenuated total reflectance Fourier transform infrared spectroscopy (ATR–FTIR) en direct time-resolved mass spectrometry (DTMS) werden ingezet bij de chemische identificatie van voedselcomponenten.
Fragmenten van graankorrels van emmer en gerst bleken alomtegenwoordig in de voedselresten. De SEM-analyse bracht aan het licht dat men gekiemde (emmer)tarwe heeft gebruikt bij het koken in de potten. Dit zou tot een zoetsmakend, papachtige voedselproduct moeten hebben geleid. Eén keer werd ook een combinatie van emmertarwe met zaden van melganzenvoet (Chenopodium album) aangetroffen. Interessant is ook de aanwezigheid van gerstekorrels die nog niet rijp waren in enkele monsters. Deze ‘ melkrijpe gerst’ moet dus voortijds zijn geoogst. Omdat onrijpe gerst maar een beperkte houdbaarheid kent, zal het niet lang na de oogst moeten zijn verwerkt en gebruikt. Afhankelijk van het zaaiseizoen zal de oogst van deze onrijpe gerst in de zomer of de nazomer hebben plaatsgevonden.
De potten dienden voornamelijk voor het verwerken of koken van plantaardig voedsel, en dan kennelijk met name graan. Slechts in één monster werden enige indicaties gevonden voor een (deels) dierlijke oorsprong van de aanwezige eiwitten. Het chemisch onderzoek nam geregeld een duidelijk signaal van polysaccheriden waar in de aankoeksels op potscherven. Dit betekent dat het voedsel in de potten alleen op relatief lage temperatuur bereid werd (koken). Ook op het oppervlak van de aardewerken schijven (vaak ‘bakplaten’ genoemd) werd dit signaal aangetroffen, wat suggereert dat deze voorwerpen inderdaad gebruikt zijn om een op graan gebaseerd voedsel te verhitten.
Zie de Duitse berichtgeving over het project: https://www.uni-kiel.de/de/detailansicht/news/006-sfb1266-speisereste#
Lucy Kubiak-Martens, Tania F. M. Oudemans, Jan Piet Brozio, Dragana Filipović, Johannes Müller, Wiebke Kirleis: Transformation of cereal grains: Botanical and chemical analysis of food residues encrusted on pottery from the Funnel Beaker settlement of Oldenburg LA 77, northern Germany, PLOS ONE, published January 19, 2024. https://journals.plos.org/plosone/article?id=10.1371/journal.pone.0296986