Back to overview

Plantenresten en teer in haardkuilen in Dronten N23, vindplaats 5

Report number | Publication date 05 juli 2012
Author Kubiak-Martens, L., J.J. Langer & L.I. Kooistra

Download report  Download report


Veldwerk op de vindplaats 5 in Dronten heeft veel archeologische aanwijzingen opgeleverd voor mesolithische activiteit ter plaatse, voornamelijk in de vorm van een groot aantal haardkuilen. In totaal werden circa 700 mesolithische haardkuilen gevonden met een onbekende functie en daterend uit de periode ca. 8200-5300 voor Chr. Voornamelijk op basis van de mate van verstoring van de vulling zijn de kuilen ingedeeld in drie groepen: HAKA, HAKB en HAKC. Het gecombineerde archeologisch en archeobotanische onderzoek op de vindplaats richtte zich onder andere op de belangrijke vraag naar hun functie en gebruiksduur. Andere belangrijke onderzoeksvragen waren de natuurlijke omgeving, de economie van de vindplaats en het gebruik van planten als voedselbron en voor andere doeleinden. Bij aanvang van het project zijn verschillende hypothesen met betrekking tot de functie van de haardkuilen in Dronten overwogen. De meest voor de hand liggende daarvan hadden te maken met een gebruik voor voedselbereiding of de productie van teer of houtskool. De hypothese dat er sprake zou zijn van houtskoolproductie werd verworpen als onwaarschijnlijk, omdat een behoefte bij de mesolithische bewoners aan zoveel houtskool niet voor de hand lag gezien de ruime beschikbaarheid van hout rondom de vindplaats. Hooguit zou houtskool effectiever kunnen zijn om vlees te roosteren dan een open vuur. De overige twee hypothesen, namelijk dat de kuilen dienden voor voedselbereiding of voor teerproductie, leken waarschijnlijker en werden dan ook allebei getest. De ‘kookkuilhypothese’ (gebruikt voor voedselbereiding) is grotendeels gebaseerd op archeobotanische aanwijzingen afkomstig van verschillende mesolithische vindplaatsen in Noord-West - Europa waar kook- en/of roosterkuilen zijn gevonden, zoals Halsskov in Denemarken, Staosnaig in Schotland en twee vindplaatsen in de Nederlandse Veenkoloniën (Nieuwe Pekela Stadskanaal). Daarnaast is uit etnografische gegevens gebleken dat het koken in kookkuilen bij recente jager-verzamelaars een van de meest gebruikte methoden was om plantaardig voedsel en in het bijzonder wortels en knollen te bereiden. Om deze redenen is er bij de vindplaats 5 in Dronten zorgvuldig gezocht naar verkoolde resten van eetbare planten, met name resten van verkoold parenchym die een aanwijzing zouden zijn dat eetbare wortels en knollen ter plaatse werden bewerkt. In Noord-West- en Midden -Europa waren zetmeelrijke wortels een belangrijke component van het jager-verzamelaardieet, en elk archeobotanisch onderzoek op een mesolithische vindplaats in gematigd Europa – zoals Dronten – zou er dan ook alert op moeten zijn. De tweede hypothese wat betreft de mogelijke functie van de Drontense haardkuilen, nl. die van teerproductie, berustte op eerdere vondsten van teer in diverse Nederlandse mesolithische vindplaatsen in sterk vergelijkbare haardkuilen als die in Dronten: Hattemerbroek, Tunnel-Drontermeer en Scheemda Scheemderzwaag. In het Mesolithicum zal teer voornamelijk zijn gebruikt als universele lijm om vuurstenen werktuigen te bevestigen aan een schacht van hout, bot of gewei. Uit heel Noord- en Midden-Europa zijn talloze archeologische, chemisch geïdentificeerde teervondsten bekend, meestal in de vorm van teersporen op vuurstenen werktuigen of – zeldzamer – op bone points waarin de vuurstenen componenten met behulp van teer vastgezet waren. Teer uit archeologische contexten blijkt meestal afkomstig te zijn van de bast van ruwe berk (Betula pendula) of van naaldbomenhout, voornamelijk de harsrijke grove den (Pinus sylvestris). Hoewel het gebruik van teer dus goed is gedocumenteerd zijn er maar weinig aanwijzingen voor de manier waarop teer in prehistorisch Europa geproduceerd werd, vooral voor de periode vóór de introductie van aardewerk. In de afgelopen jaren zijn experimenten uitgevoerd met het produceren van teer zonder gebruik te maken van aardewerk, met wisselende resultaten. Om de vraag te kunnen beantwoorden of de Drontense haardkuilen inderdaad voor teerproductie waren gebruikt zijn uitgebreide fysisch-chemische analyses uitgevoerd op een verkoold organisch materiaal dat hier wordt aangeduid als ‘glasachtige substantie’. Dit materiaal werd in veel Drontense haardkuilen samen met houtskool aangetroffen. Om beter inzicht te krijgen in de processen die zich in de kuilen afspeelden werden ook bodemmonsters uit een selectie van de haardkuilen fysisch-chemisch onderzocht. Het archeobotanische onderzoek op vindplaats 5 in Dronten besteedde ook veel aandacht aan houtskool (zie Kooistra, deelrapport houtskool). Hoofddoel van het onderzoek was het documenteren van de aard van de botanische resten uit de Drontense haardkuilen met behulp van een combinatie van archeobotanische en fysisch-chemische methoden. De voornaamste onderzoeksvraag was die naar de functie van de haardkuilen in Dronten, en daarom zal ook een gedetailleerd overzicht worden gegeven van de mogelijke processen die zich in deze kuilen afspeelden.

Bedankt voor uw aanvraag, u ontvangt binnen enkele ogenblikken een e-mail met daarin de downloadlink.

Sluit venster

Download report

To download this report, please enter your details below. You'll receive a download link directly via e-mail.






There is still an embargo on this report, please contact us.

Contact >