Van zoet naar zout.
De bewoning in de Late IJzertijd bij Rockanje (Zuid-Holland) botanisch onderzocht
Rapportnummer 005
| Publicatiedatum 01 januari 1994
Auteur Brinkkemper O.
Na de opgravingen van boerderij-resten uit de Late IJzertijd bij Rockanje door het Bureau OudheidkundigOnderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) in 1990 (vindplaats 08-52) en 1991 (vindplaats 08-54) isin 1992 de vindplaats 08-53 opgegraven onder leiding van Drs. M.C. van Trierum en Drs. P. Asmussen. Dezeopgravingen waren noodzakelijk doordat uit te voeren nieuwbouw bij Rockanje de ondergrondse restenonomkeerbaar zou vernietigen. Op de vindplaats 08-53 werden de resten aangetroffen van twee over elkaar heen gebouwde, drieschepigewoon-stalhuizen uit de Late IJzertijd. Een eerste archeologische verslag van genoemde vindplaatsen isgepubliceerd door Van Trierum (1992). Het houtonderzoek van de drie boerderijen is gepubliceerd doorBrinkkemper (1994). Botanische macroresten (voornamelijk vruchten en zaden) zijn onderzocht van vindplaats08-52 (Brinkkemper 1993a) en 08-54 (Brinkkemper 1993b). Door bovengenoemde onderzoeken hebben we aleen vrij gedetailleerd beeld van de bewoning in de Late IJzertijd bij Rockanje. Elke boerderij is gebouwd op een hoogveen-bultje in het destijds uit veen bestaande landschap. Alleen in 08-53 zijn twee boerderijen over elkaar heen gebouwd, de andere vindplaatsen leverden (delen van) één plattegrondop. De vindplaatsen worden afgedekt door klei die tot de afzettingen van Duinkerke I wordt gerekend. Er warenin totaal vijf van dergelijke hoogveen-bultjes aanwezig in het met grondboringen onderzochte gebied bijRockanje. Vier daarvan bleken op grond van de boorinhouden resten van huisplaatsen te bevatten, hetgeen bij dedrie opgegraven vindplaatsen kon worden bevestigd. De vijfde bleek na opgraving een aantal verspitte banen tebevatten, die van akkers afkomstig lijken (zie verder Van Trierum 1992 en Brinkkemper 1993a). De vraag of deboerderijen al of niet gelijktijdig bewoond waren, is van groot belang in verband met de nederzettingsstructuur.Bij gelijktijdigheid is er sprake van een cluster van boerderijen, zoals we die uit de Late IJzertijd ook van dezandgronden kennen (Schinkel, pers. comm.). Omdat het aardewerk nog niet is bestudeerd, zijn hieruit nog geen aanwijzingen beschikbaar over(on)gelijktijdigheid van de verschillende boerderijen. Opmerkelijk is het grote aandeel van zgn. driepootjes inhet aardewerk van de Late IJzertijd bij Rockanje. Deze driepootjes worden in verband gebracht met zout-produktie (vgl. Van den Broeke 1986). De soortenspectra van het bouwhout zijn eveneens erg uniform. Es is in alle boerderijen de belangrijkstehoutsoort voor cruciale constructie-elementen (gebintstijlen en buitenstaanders), els is de talrijkst voorkomendesoort. Ook op grond van het hout zijn derhalve geen aanwijzingen beschikbaar voor ongelijktijdigheid van deverschillende boerderijen. Om ongelijktijdigheid aan te tonen zouden we namelijk een afname van het gebruikvan een duurzame houtsoort of andere duidelijke kwantitatieve verschillen moeten vinden. Deze veranderingenzouden dan aan het uitgeput raken van het beschikbare bosbestand in de loop van de bewoning toegeschrevenkunnen worden. Jaarring-onderzoek van het vele essehout uit de verschillende boerderijen kan mogelijk nog welgegevens leveren over de onderlinge datering van de verschillende boerderijen en bouwfasen (zie verderBrinkkemper 1994). Het onderzoek naar de botanische macroresten van Rockanje 08-53 had als voornaamste doelen na te gaan ofer veranderingen in het milieu rond de nederzetting optraden in de loop van de bewoning, danwel in vergelijkingmet de andere vindplaatsen uit de Late IJzertijd bij Rockanje. Tevens diende vastgesteld te worden welkecultuurgewassen aanwezig waren. Wat betreft het milieu kan in de eerste plaats gedacht worden aanveranderingen door een toenemende zee-invloed, die uiteindelijk resulteerde in overstromingen en desedimentatie van de Duinkerke I afzettingen bij Rockanje. Verschillen in de tijd kunnen zowel optreden bij deverschillende monsters van 08-53 als ook in vergelijking met de monsters van de twee andere onderzochtevindplaatsen. Een dergelijke verschuiving van het aandeel van verschillende vegetaties (zout versus zoet;natuurlijk versus anthropogeen) kon bijvoorbeeld worden vastgesteld tussen verschillende monsters van