Archeobotanisch onderzoek in de Academiestraat in Harderwijk (Middeleeuwen)
Report number 531
| Publication date 01 september 2011
Author Haaster, H. van,
In de zomer van 2009 heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau een veldonderzoek in de vorm van een opgraving uitgevoerd aan de Academiestraat 3 te Harderwijk. De opgraving was nodig in verband met de geplande werkzaamheden voor de bouw van een rijwielhuis op deze locatie, die zich in de historische stadskern van Harderwijk bevindt (zie figuur 1). Aangezien de archeologische resten niet in situ behouden konden blijven, was een opgraving noodzakelijk. Het archeologisch onderzoek had tot doel de archeologische resten alsmede de fysisch geografische en bodemkundige situatie in het plangebied te documenteren. Archeologisch gezien zou het onderzoek belangrijke informatie over de stadswording en -ontwikkeling van Harderwijk in het algemeen en een van de vroegste fasen van stadsuitbreiding in het bijzonder kunnen opleveren.
Tijdens de opgraving zijn uit diverse grondsporen en een vermoedelijke oude akkerlaag monsters genomen voor archeobotanisch onderzoek. De vragen die bij dit onderzoek werden gesteld, betreffen vooral de voedingsgewoonten van de vroegere gebruikers van het terrein en de activiteiten die zij ter plaatse ontplooiden. Van het pollenonderzoek aan de oude akkerlaag werd verwacht dat het informatie zou opleveren over de agrarische activiteit en de milieuomstandigheden voorafgaande aan de bebouwing ter plaatse.
Uit het onderzoek aan de 14e/15e-eeuwse waterput is gebleken dat hierin menselijk consumptieafval terecht is gekomen. Mogelijk is de put als beerput gebruikt na als waterput in onbruik te zijn geraakt. De vroegere gebruikers van de put aten rogge, zoete kers, walnoten, hazelnoten, vlierbessen, peren en vijgen. Het eten werd mogelijk op smaak gebracht met mosterd. Ook maanzaad, raapzaad, (mogelijk) bilzekruid en een of meerdere kool/mosterd-soorten speelden een rol in de voeding of de geneeskunde. Opvallend is de vondst van de grote hoeveelheid maanzaad. De onkruiden die tussen het consumptieafval zijn gevonden, zijn waarschijnlijk afkomstig van graanakkers en via slecht geschoond graan in brood of andere meelproducten terecht gekomen. Vervolgens zijn ze waarschijnlijk met menselijke uitwerpselen in de waterput terecht gekomen. Ook uit de onkruidanalyse blijkt dat rogge veel werd gegeten.
In de 14e/15e-eeuwse tonput zijn tijdens de waardering resten gevonden van rogge, vijg, braam, vlierbes, hop, zwarte mosterd en druif, krent of rozijn.
De voedingsgewoonten zoals die uit het onderzoek aan de Academiestraat naar voren zijn gekomen, zijn goed te vergelijken met de voedingsgewoonten tijdens 14e eeuw in de Bruggestraat.
Uit het pollenonderzoek aan de 13e-eeuwse ‘akkerlaag’ is gebleken dat op de ‘akker’ in ieder geval tarwe, maar mogelijk ook gerst en rogge werd verbouwd. De aanwezigheid van pollen van struikhei kan betekenen dat sprake was van plaggenbemesting, maar de bewijzen hiervoor zijn niet waterdicht. Sommige delen van de akker hadden mogelijk last van verslemping, maar ook deze conclusie is niet helemaal zeker. Dit heeft te maken met het feit dat er onzekerheid bestaat over de herkomst van het onkruidpollen, en het pollen van de water- oever- en moerasplanten in de akkerlaag. Omdat echte akkeronkruiden ontbreken, bestaat er zelfs twijfel over het feit of de betreffende laag wel een akkerlaag is.
Uit het hoge boompollenpercentage kan worden afgeleid dat op niet al te grote afstand (minder dan ca. 400 m) waarschijnlijk een bosvegetatie aanwezig was.
Uit het pollenonderzoek aan de 12e/13e-eeuwse greppel is gebleken dat in de omgeving tarwe, rogge, boekweit en mogelijk gerst en hennep werden verbouwd of verwerkt. In of langs de greppel was sprake van een moeras- of oevervegetatie. Ook zijn enkele aanwijzingen gevonden voor het bestaan van regelmatig begraasde of gehooide graslanden. Ook in de greppel was een hoog percentage boompollen aanwezig, hetgeen wijst op de nabijheid van bos.
In de 15e/16e-eeuwse kuil is tijdens de waardering een grote hoeveelheid pollen van hennep of hop aangetroffen, hetgeen wijst op locale verbouw of verwerking van een van deze planten. Mogelijk is de kuil gebruikt als rootkuil voor de productie van hennepvezels.