Terug naar overzicht


Een mesolithische druif?


10 oktober 2014

Een typische vondst onder de grond van de nieuwe brandweerkazerne van het Zeeuwse Hulst... Naast een kuil met verkoolde hazelnootdoppen en dennenkegelschubben werd op een prehistorische vindplaats een crematiegraf aangetroffen. 'Nothing out of the ordinary' denkt u vast. Van hazelaar en den zijn macroresten inderdaad veelvoorkomend in mesolithische sporen en ook cremeren was de Nederlandse jager/verzamelaar niet vreemd. Na het zorgvuldig uitzeven van het graf door Artefact werd daarin welgeteld een botanische macrorest aangetroffen, maar wel een bijzondere: een druivenpit, die bovendien verkoold was.

Druivenpitten komen vaak aan het licht bij archeobotanische onderzoeken, maar in mesolithische contexten zijn ze nog niet eerder aangetroffen in Nederland. Een reden om er wat dieper in te duiken. Van druif bestaan twee subsoorten. De wilde druif, een warmteminnende plant die van nature voorkomt in moerasbossen langs rivieroevers, en de gecultiveerde druif, waarvan de zaden in Nederland pas met zekerheid in archeologische contexten uit de Romeinse tijd of jonger worden gevonden. Maar hoe weten we nou of we te maken hebben met een wilde of gecultiveerde druif? Meten is weten; in sommige gevallen is het mogelijk om een onderscheid te maken tussen de relatief korte en brede pitten van wilde druif of de langere en slankere pitten van de gecultiveerde variant. Alle metingen wezen in de richting van gecultiveerde druif, wat uiteraard grote argwaan wekt als we het hebben over het Mesolithicum. Er was maar een oplossing om dit op te helderen en dat is het bepalen van de absolute ouderdom van zowel verkoolde druivenpit, als van de crematieresten, en -ter controle- ook van de verkoolde hazelnootdoppen.

En wat blijkt? De kuil blijkt zoals verwacht een vroeg-mesolithische ouderdom te hebben, terwijl de druivenpit op de overgang tussen de 17e en 18e eeuw in de ondergrond terecht is gekomen, precies op de plek waar de jagers/verzamelaars 10.000 jaar eerder hun hazelnoten roosterden of afval verbrandden. Wat vaststaat is dat Hulst al vele millennia bezocht en bewoond werd door de mens. Maar wat dit onderzoek met name onderstreept, is het grote belang van onafhankelijke 14C-dateringen. En dat allemaal naar aanleiding van de vondst van onze druif.