Botanisch onderzoek (hout, houtskool, zaden en pollen) van de Gallo-Romeinse tempel van Elst-Westeraam
Rapportnummer 180
| Publicatiedatum 01 januari 2003
Auteur Rijn P. van H. van Haaster L. Kubiak & M. van Waijjen
In de zomermaanden van 2002 zijn tijdens het bouwrijp maken van het plangebied Elst- Westeraam door amateurarcheologen natuurstenen muurresten uit de Romeinse Tijd aangetroffen. Deze vondst was aanleiding voor een archeologisch onderzoek dat werd uitgevoerd door het Bureau Archeologie van de gemeente Nijmegen in samenwerking met de gemeente Westeraam, de Provincie Gelderland, het Archeologisch Instituut van de Vrije Universiteit in Amsterdam en RAAP. De centrumcoördinaat van de vindplaats is 187.307,5 / 437.084,7. De muurresten bleken te behoren tot de funderingen van een tempel die omstreeks 100 n. Chr. gebouwd is. De plattegrond van de funderingsresten, twee rechthoeken binnen elkaar, maakte duidelijk dat het ging om de restanten van een Gallo-Romeinse omgangstempel. Onder deze tempel kwamen funderingssporen van twee houten voorgangers tevoorschijn. Op grond van het gebruikte bouwmateriaal bestaat het vermoeden dat soldaten van het in Nijmegen gelegerde Tiende Legioen nauw bij de bouw van de tempel rond het jaar 100 betrokken waren. Voor het tempelgebouw lag een open ruimte die omgeven was door een omheining van dikke, dicht tegen elkaar geplaatste planken. In deze tempelhof zijn vele grondsporen aangetroffen met daarin verkoolde zaden, verkoold bot en houtskool, resten van offers en rituele maaltijden. In veel gevallen liggen Gallo-Romeinse omgangstempels op bijzondere plaatsen in het landschap. Dit lijkt met de tempel op Elst-Westeraam ook het geval te zijn. De tempel is gebouwd op de hoger gelegen, westelijke oeverwal van een dichtgeslibde riviertak. Deze oeverwal is in de Romeinse Tijd waarschijnlijk als een hoge en droge verbindingsroute door de lager gelegen, natte komkleigebieden gebruikt. Daarnaast is er waarschijnlijk een weg geweest door de natte klei van de dichtgeslibde rivierarm naar de overzijde, waar toentertijd een villa rustica (grootschalig agrarisch bedrijf) lag. De tempel zou dan op een kruispunt van wegen gestaan kunnen hebben. Vergelijkbare heiligdommen zijn in Nederland alleen bekend uit enkele centra van Bataven in en rond de Betuwe, zoals Nijmegen, Cuijk en het centrum van Elst. Tempels op het Romeinse platteland, zoals in Elst-Westeraam zijn vrijwel onbekend. Een vergelijkbare Gallo-Romeinse tempel is alleen bekend uit Empel.1 Ten behoeve van zaden- en houtskoolonderzoek zijn uit diverse grondsporen met een donkere vulling, kuiltjes en ovens/haardplaatsen, monsters genomen. Tevens zijn in diverse profielwanden pollenbakken geslagen en zijn uit twee 4de-eeuwse graven pollenmonsters genomen. Van een houten omheining om het tempelterrein heen zijn planken en resten van planken verzameld. Het doel van het botanisch onderzoek was ten eerste inzicht te verkrijgen in allerlei door de mens ontplooide activiteiten in en rond de tempel en ten tweede informatie te verzamelen over de locale milieu-omstandigheden en vegetatie. Een belangrijk onderdeel van het houtonderzoek was het bepalen van de geschiktheid voor dendrochronologisch onderzoek. Het zadenonderzoek is verricht door L. Kubiak, evenals het onderzoek aan bereide voedselresten. Over dit laatste heeft zij het rapport geschreven. De rapportage van het zadenonderzoek is geschreven door H. van Haaster. Het hout- en houtskoolonderzoek is verricht door P. van Rijn en het pollenonderzoek is verricht door M. van Waijjen. 1 Roymans & Derks 1994. BIAXiaal 180 2