Utrecht-Ganzenmarkt 24-26, botanisch onderzoek aan materiaal uit kronkelwaard-geulen en sporen uit de 12e tot 16e eeuw
Rapportnummer 835
| Publicatiedatum 01 juli 2015
Auteur Linden, M. van der, & K. Hänninen
BAAC BV heeft in 2013 een Archeologische Begeleiding uitgevoerd in het plangebied Ganzenmarkt 24-26 te Utrecht (zie figuur 1).1 De aanleiding voor het archeologisch onderzoek is de voorgenomen realisatie van kelders in de panden Ganzenmarkt 24-26, waaronder Huis Compostel (nr. 24), een stadskasteel gebouwd rond 1305, vernoemd naar de eigenaar Niclase van Compostelle. In de tijd dat het huis werd gebouwd liep er via de Ganzenmarkt nog een oude riviertak, die werd gebruikt voor het storten van afval.
De oudste resten die zijn aangetroffen dateren uit de late 8e of vroege 9e eeuw en bestaan uit aardewerkvondsten uit een oude kronkelwaardgeul. In de 11e eeuw ontstaat de perceelsstructuur die heden ten dagen nog steeds herkenbaar is. Op de plaats van de latere oostgevel van Huis Compostel wordt haaks op de Ganzenmarkt een greppel gegraven. Op het perceel van nr. 24 wordt in de 12e eeuw een houten gebouw opgericht. Op beide percelen zijn uit deze periode diverse afvalkuilen gevonden.
Van Huis Compostel zijn verschillende tegelvloeren, een kelder en sporen van de binnenindeling teruggevonden. Uniek is de vondst van een tegelvloer met slibversierde tegeltjes uit de bouwtijd van het huis. In het voorhuis zijn ook mogelijk de resten van een schouw teruggevonden.
Het perceel Ganzenmarkt 26 is in de 14e en 15e eeuw onbebouwd, maar behoort, gezien de afvalkuilen die er zijn aangetroffen, wel tot het perceel van Huis Compostel. Vanaf de 16e of 17e eeuw wordt er een relatief klein pand gebouwd met een vakwerkgevel, die later in baksteen wordt uitgevoerd. De achterzijde van het perceel blijft onbebouwd. Beide percelen worden van elkaar gescheiden door een steeg.
Opmerkelijk is de grote beerput onder de achtergevel van het pand Ganzenmarkt 26. Deze put bevatte helaas nauwelijks vondstmateriaal en was grotendeels opgevuld met puin. Op het achtererf zijn een deels vergraven 16e-eeuwse afvalkuil, 2 waterkelders, bestrating en goten uit de 18e en 19e eeuw teruggevonden.
Uit een aantal van deze sporen zijn monsters genomen voor botanisch onderzoek (zei tabel 1). Doel hiervan was informatie te verkrijgen over de gebruikte gewassen en de sociale status van de bewoners. In geval van vondstnummer 21, een leemlaag uit een 13e-eeuwse oven, gaat het om de bepaling van de functie van deze oven.