Vroeg Rotterdam opgespoord
Archeobotanisch onderzoek aan bewoningsrestenlangs de dam in de Rotte (Hoogstraat; object 13- 26)
Rapportnummer 030
| Publicatiedatum 01 januari 1996
Auteur Brinkkemper O.
In 1988-1992 is in opdracht van de Nederlandse Spoorwegen de Willems-Spoortunnel onder de Maasnabij station Rotterdam-Blaak aangelegd. Tijdens de grondwerkzaamheden werd archeologischonderzoek verricht door medewerkers van het Bureau Oudheidkundig Onderzoek vanGemeentewerken Rotterdam (BOOR). Het archeologische onderzoek stond onder leiding van Drs.A.J. Guiran. Bij het onderzoek werden zowel resten uit de voorstedelijke als de stedelijke periodeaangetroffen. Het hier behandelde deel van het tracé van de Spoortunnel ligt ter hoogte van deHoogstraat. Het betreft BOOR-object 13-26. De rijksdriehoeks-coördinaten van het opgravingsterreinzijn 93.080/437.400. Er kon een vrijwel aansluitend gebied van 35 x 70 m worden opgegraven (zie fig.1). Het begin van de stadsontwikkeling van Rotterdam kan gesteld worden rond 1240 toen de Rotte terplekke van de Hoogstraat werd afgedamd (Döbken et al., 1992: 292). De aanleg van de dam in deRotte vond plaats, nadat in de 11e en 12e eeuw tijdens stormvloeden grote zee-inbraken warenopgetreden. Later, als gevolg van de St. Elisabethsvloed in 1421, ontstond de Biesbosch en zal ookrond Rotterdam een verdere toename van de zee-invloed zijn opgetreden. De eerste bewoningsfase van de jonge stad bestond uit houtbouw. Een reconstructie van de eerstebewoningsfase, getekend door M. Valkhoff van het BOOR, is weergegeven in figuur 2. Rond de eerstehuizen zijn afvalkuilen aangetroffen, terwijl in de huizen zelf soms een haard aanwezig was.Beerputten zijn bij deze vroegste huizen niet aangetoond. Uit de huizen zijn monsters van vier haardenen van één mest/afvallaag verzameld. Daarnaast zijn zes mest/afvalkuilen bemonsterd voor onderzoekaan botanische resten. Deze elf monsters zijn onderzocht om zowel een beeld van de voedselgewassenals van het landschap rond de bebouwing te verkrijgen. Tevens zijn uit de eerste bewoningsfase drie monsters verzameld voor houtonderzoek. Hiervandiende te worden nagegaan of de soortensamenstelling enig licht kon werpen op ambachtelijkeactiviteiten in de jonge stad. Uit jongere fasen in de stadsontwikkeling van Rotterdam rond deHoogstraat zijn tijdens de werkzaamheden in de Spoortunnel wel beerputten gevonden. Ook deze zijnbemonsterd voor archeobotanisch onderzoek, met name vanwege het onderzoek naarvoedselgewassen. In dit rapport worden de resultaten besproken van het archeobotanische onderzoek aan een selectievan monsters uit de stedelijke periode van Rotterdam. Het heeft betrekking op de elf monsters voormacroresten en de drie voor hout van de eerste stedelijke fase en op zes geselecteerde beerputten uitjongere fasen, van de 14e tot de 17e eeuw. De vragen die bij dit onderzoek centraal stonden, zijn van tweeërlei aard. Enerzijds betreft hetinformatie over het landschap rond de zich ontwikkelende stad, anderzijds diende met dit onderzoekeen voor Rotterdam eerste licht geworpen te worden op de plantaardige component van hetvoedselpakket. Daarbij maakt de selectie van goed gedateerde beerputten een vergelijking in de loopvan de tijd mogelijk en kunnen de ontwikkelingen in een nationaal kader geplaatst worden.